De Omgevingswet en gedragsverandering

[promotext] De Rijksoverheid heeft met de Omgevingswet mede als doel de fysieke leefomgeving te verbeteren door het bieden van ontwikkelmogelijkheden.  Oftewel “flexibiliteit” en “bestuurlijke afwegingsruimte” zijn veel voorkomende termen rondom dit wetgevingstraject. Flexibiliteit geeft het bestuur ruimte om de fysieke leefomgeving intensiever te benutten waar dat mogelijk is, en beter te beschermen waar dat gewenst is. Een van de instrumenten waarbij deze bestuurlijke afwegingsruimte naar voren komt is het Omgevingsplan. [/promotext]
Gemeenten zijn verplicht om voor hun gehele grondgebied één Omgevingsplan vast te laten stellen. Dit Omgevingsplan zal een gedrag- en cultuurverandering bij de overheid introduceren.
Om een goede afweging te maken ten aanzien van de bestuurlijke afwegingsruimte in het omgevingsplan kan een omgevingsvisie een goed handvat zijn. Een omgevingsvisie is een politiek bestuurlijk document dat een integrale visie weergeeft betreffende de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving op de lange termijn.
Momenteel is deze visie in het ontwerp van de Omgevingswet alleen nog maar verplicht gesteld voor het Rijk en de provincies.
Wat de bestuurlijke afwegingsruimte gaat worden, wordt mede bepaald door de invulling van de vier algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s). Met name de inhoud van de twee besluiten over ‘de activiteiten in de fysieke leefomgeving’ (het huidige Activiteitenbesluit en Bouwbesluit) zullen hierop van invloed zijn.
In mei 2015 staan voor deze AMvB’s ‘botsproeven’ gepland. Bij deze botsproeven wordt een aantal belangrijke keuzes getoetst aan de hand van praktijkcasussen.
De verwachting is dat de Omgevingswet en de AMvB’s in juni ter behandeling aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
Het totale stelsel van wet, AMvB’s en ministeriële regelingen moet ertoe leiden dat ook maatschappelijke doelen en de verbeterdoelen worden bereikt. Daarbij geeft de wetgever aan dat het realiseren van de doelen niet alleen gelegen is in nieuwe regelgeving, maar ook in een bredere gedragsverandering bij initiatiefnemers en bestuursorganen. Wat deze gedragsverandering gaat inhouden, staat niet met zoveel woorden beschreven in het wetsvoorstel maar inmiddels is uit allerlei onderzoeken duidelijk wat daarmee bedoeld wordt.
De wetgever beoogd het huidige stelsel dat uit gaat van waarborgen in (lokale) regelgeving te transformeren naar een model dat uitgaat van het bieden van mogelijkheden en kansen. Dat vereist een gedragsverandering van alle partijen:
–      Loslaten van bestaande patronen (‘wij weten wat goed voor u en onze gemeente is’);
–      Binnen kaders omgevingsplan accepteren van vrijheid;
–      Dienstverlenende overheid die uitgaat van ‘ja, mits’ in plaats van ‘nee, tenzij’;
Dat vereist een andere manier van denken en werken en vereist ook de inzet van andere competenties. Zijn de medewerkers van nu ook nog de medewerkers die kunnen werken in de geest van de Omgevingswet?